Categorieën
Meningen Voorpagina

COLUMN: Lijsttrekkers spinnen

Op zijn Hyves-blog haalt zelfbenoemde spindoctor Arjen de Wolff, geruime tijd actief voor de Tweede Kamerfractie van D66, uit naar spindoctor Kay van der Linde, landelijk bekend vanwege zijn werk voor Pim Fortuyn en Rita Verdonk. Van der Linde stelt dat de belangrijkste eigenschappen van een spindoctor “uitstraling, inhoud en charisma” dienen te zijn. De Wolff vindt van niet en stelt er “ambitie, kunde en intellectueel gewicht” tegenover. Beiden hebben een beetje gelijk.

Kay van der Linde is, zoals zoveel in Nederland actieve spindoctors en voorlichters, een Nederlander die een tijd in de Verenigde Staten ervaring heeft opgedaan als “spinner” in de jaren ’90, de tijd van Bill Clinton, en dat is te merken. Net als de huidige spindoctor en campagneleider van de PvdA, Marco Esser, gooit Kay van der Linde het inderdaad vaak op “charisma” en “uitstraling”, met een “inhoud” die nauwkeurig afgestemd is op geselecteerde electorale doelgroepen. En inderdaad: het is hét recept waarmee Bill Clinton in ’92 en ’96 de presidentiële verkiezingen won, en waarmee de voormalige burgemeester van New York, Rudy Giuliani, ook zijn tegenkandidaten keer op keer versloeg. (Kay van der Linde maakte deel uit van zijn campagneteam.)

Maar hoewel vele malen succesvol – zie de rappe opkomst van Pim Fortuyn in het publieke domein – is het probleem voor Van der Linde dat het aantal kandidaten dat beschikt over charisma, uitstraling en inhoud nogal beperkt is. Het aantal bekende politici dat al die drie zaken in huis heeft valt op één hand te tellen; Bill Clinton heeft het, Tony Blair had het, Nelson Mandela heeft het, Gerhard Schröder heeft het (al is de “inhoud” iets minder), Yoshiro Koizumi heeft het, de Australische premier Michael Howard heeft het (zij het van alles in iets mindere mate). Maar Fred Teeven, voormalig leider van Leefbaar Nederland en ook een “cliënt” van Kay van der Linde, had het allemaal niet, en zijn politieke ondergang bewees de stelling dat Van der Linde het wel moet treffen met zijn kandidaat en de drie belangrijke eigenschappen. Kortom, de groep cliënten waaruit Van der Linde moet peuren is nogal klein.

Arjen de Wolff was vooral zichtbaar actief als spindoctor van de Tweede Kamer-fractie van D66 tijdens het tweede kabinet Balkenende. Zoals het een goede spindoctor betaamt, kent De Wolff zijn pappenheimers in de ertoe doende parlementaire pers. De Wolff gelooft, blijkens zijn blog, eerder in “ambitie, kunde en intellectueel gewicht”, en neemt stelling tegen Van der Linde’s insteek. De Wolff stelt dat een lijsttrekker moet beschikken over een forse dosis ambitie, waaruit kennelijk automatisch zal blijken voor de kiezer dat de lijsttrekker zijn doelen wil bereiken. Met het intellectueel gewicht bedoelt De Wolff dat een lijsttrekker inhoudelijk goed beslagen ten ijs dient te komen, door te weten “waar je het over hebt”, de “historische context” te kennen, door een “politiek-filosofische onderbouwing” te kunnen leveren, door wel eens een “echt boek” te hebben gelezen en een “oorspronlijke denker” te zijn.

Daar valt natuurlijk niets tegenin te brengen – wie wenst zich zo’n politicus niet? – maar de schoen wringt waar De Wolff het heeft over “kunde”, wat hij omschrijft als “de vaardig- heden bezitten die (daarvoor) nodig zijn: mensen kunnen overtuigen van je voorstellen. Ze enthousiasmeren. Het vermogen om draagvlak te verwerven onder je collega’s, en steun onder de kiezers.” Hier gaat De Wolff iets te snel door de bocht want feitelijk bedoelt hij eigenlijk Van der Linde’s “charisma, uitstraling en inhoud”. Alledrie heb je namelijk nodig om te kunnen enthousiasmeren, te overtuigen en draagvlak te creëren onder collegae en kiezers. Ironisch genoeg zijn Van der Linde’s charisma, uitstraling en inhoud dus kennelijk de “vaardigheden” die De Wolff noemt in zijn betoog over “kunde”. Valt De Wolff’s stelling daarmee dan weg? Nee, integendeel. Maar De Wolff’s lijstje met gewenste eigenschappen is wat uitgebreider dan die van Van der Linde, die zich vooral lijkt te beperken tot de “kunde”.

Verderop in zijn betoog stelt De Wolff dat de kiezers een politicus willen zien die gezag, statuur en denkkracht heeft, en die bevlogen is en kan overtuigen. Nogal een lijst, want hoeveel politici die al deze eigenschappen in zich verenigen lopen er daadwerkelijk rond? Antwoord: vrij weinig, en met zijn wensen beperkt dus ook De Wolff zich tot een klein groepje van potentiële cliënten, waarmee hij zich eigenlijk in dezelfde positie manouvreert als Van der Linde.

Maar De Wolff stelt weer een alinea later: “‘De Mensen’ worden het moe om naar de mond gepraat te worden. Liever een onbereikbare, klootzakkerige staatsman zonder uitstraling in wie ze vertrouwen hebben, dan een vrijblijvend babbelende politicus met een abonnement op het koffiehuis.” Waarmee De Wolff blijkens zijn eerste zin kennelijk zegt dat Van der Linde vindt dat ‘zijn’ prototype politicus vooraleerst een populist dient te zijn. In de twee volgende zinnen lijkt De Wolff twee landelijk bekende politici voor ogen te hebben: de vermoorde Pim Fortuyn, de “onbereikbare, klootzakkerige staatsman zonder uitstraling in wie ze (de mensen) vertrouwen hebben”, en PvdA-lijsttrekker Wouter Bos, de “vrijblijvend babbelende politicus” in het koffiehuis.

Vervelend genoeg, want misschien enigszins pijnlijk voor De Wolff, is dat hij voor wat betreft Pim Fortuyn en ’s mans uitstraling en vertrouwen onder kiezers de plank misslaat. Het was bij Fortuyn namelijk precies andersom, blijkens onderzoeken afgedrukt door Joop van Holsteyn en Josje de Ridder, verbonden aan het departement Politieke Wetenschap in Leiden, in hun boek ‘Alles Blijft Anders’ (2005). Voor hun publicatie, dat ingaat op hoe kiezers vooral de verkiezingen van 2002 en 2003 beleefden, maakten de schrijvers gebruik van diepgaand, jarenlang durend kiezersonderzoek door de Stichting Kiezersonderzoek Nederland. En wat blijkt uit een kiezersonderzoek uit 2002, enkele maanden na de moord op Fortuyn: op de vraag in welke lijsttrekkerskandidaat zij meer vertrouwen zouden hebben als premier, kregen Thom de Graaf (D66), Hans Dijkstal (VVD) en Jan Peter Balkenende (CDA) méér vertrouwen dan Pim Fortuyn (LPF), die qua vertrouwens-score overigens maar een nipte 0.2 punt voorsprong had op Ad Melkert, de verguisde leider van de PvdA.

Met het voorbeeld Fortuyn in de hand wint Van der Linde’s stelling het dus van die van De Wolff. Echter, geldt het voorbeeld Jan Peter Balkenende en niet Fortuyn, dan is er iets vreemds aan de hand, want juist dan lijkt De Wolff’s stelling weer te winnen. Want uit hetzelfde onderzoek blijkt dat van alle lijsttrekkers in 2002, Balkenende het meeste vertrouwen genoot onder kiezers. Vreemd: Balkenende krijgt wel het vertrouwen, ondanks zijn veronderstelde gebrek aan uitstraling, maar Fortuyn kreeg kennelijk géén vertrouwen en moest het dus hebben van zijn uitstraling. Nog vreemder: beide lijsttrekkers voldoen aan De Wolff’s insteek van “ambitie, kunde en intellectueel gewicht”. Toch wonnen beide leiders fors in de peilingen en, later, de verkiezingen.

Conclusie: de waarheid ligt ergens tussen de twee stellingen van Van der Linde en De Wolff in. Waar en hoe precies is lastig, want het is moeilijk om de vinger precies op de zere plek te leggen. Duidelijk is in ieder geval dat de spindoctor die een lijsttrekker bedient die een beetje beschikt over Van der Linde en een beetje over De Wolff, goud in handen heeft.

Noot: om nog even iets dichter bij de actualiteit te blijven, een andere uikomst van het hierboven aangehaalde onderzoek uit het fantastische boek ‘Alles Blijft Anders’. In hetzelfde onderzoek over welke lijsttrekker meer vertrouwen krijgt als premier maar dan gehouden tijdens en na de verkiezingen van 2003, blijkt dat kiezers nog steeds meer vertrouwen hielden in Jan Peter Balkenende dan Ad Melkert’s opvolger – en huidige PvdA-lijsttrekker – Wouter Bos. Gezien de peilingen van de afgelopen weken blijkt er weinig verandering te zijn opgetreden in die verhouding.

2 reacties op “COLUMN: Lijsttrekkers spinnen”

Vinger op de zere plek… Ik vraag mij nu wel af waar een Nederlandse politikus aan moet voldoen dan. Ik woon al jaren in het buitenland, Amerika om precies te zijn en ik snap echt totaal niet waarom die Balkenende zomaar zo popular is terug in Nederland. Die man heeft helemaal niks aan uitstraling en objectief de newssites over Nederland lezend de afgelopen jaren kan ik niet anders concluderen dan dat die Balkenende er een mess van gemaakt heeft. Waarom kiezen jullie die man toch in godsnaam?

CU
Peter Aa

Reacties zijn gesloten.