Categorieën
Analyses

Nederlandse premiers en ’the vision thing’

Kwisje. Wat hebben Ruud Lubbers, Wim Kok, Jan Peter Balkenende en Mark Rutte gemeen? Antwoord: alle vier kregen ze op enig moment het verwijt dat ze visieloos waren. Van hen werd verwacht een toespraak van Obama-achtige proporties te houden zónder politiek-inhoudelijk iets gevaarlijks te zeggen. Als Mark Rutte één ding bewees met zijn H.J.Schoo-lezing, dan was het de onmogelijkheid van die opdracht, die ook in zijn geval bij voorbaat gedoemd was te mislukken.

Toen George H.W. Bush zich in 1987 opmaakte voor de presidentsverkiezingen, adviseerde een vriend hem zich een paar dagen in alle rust terug te trekken om na te denken over wat hij wilde met en voor het land. “Oh, the vision thing“, repliceerde Bush afkerig. Sindsdien wordt dat citaat door journalisten en commentatoren in de VS gebruikt om politici te brandmerken die in hun ogen visieloos zijn, die het formuleren van een stip aan de horizon liever ontwijken.

Toen George Bush junior president werd en een duidelijke koers insloeg die was gebaseerd op een rechts-conservatieve wereldvisie die hij luid verkondigde, leidde dat tot een ongekende polarisatie. En dat was ook weer niet goed.

Ingesnoerd
Een Nederlandse minister-president kan zich zo’n graag geziene leiderspositie niet aanmeten. Hij is voorzitter van de Ministerraad en veel meer een primus inter pares, de eerste onder gelijken. Zijn opdracht is vrij letterlijk de boel bij elkaar te houden in de ministersploeg. Hij is veel minder machtig dan vaak wordt gedacht. Die gedachte is overigens niet zo gek daar partijen in verkiezingscampagnes amechtig proberen de lijsttrekker af te schilderen als ware hij of zij de tweede komst van Jezus.

Na de verkiezingen botst de opgeklopte perceptie van de campagneteams met de saaie Haagse realiteit. Een minister-president is een full-time onderhandelaar, die ook nog eens iedere seconde van de dag rekening moet houden met de Tweede Kamer. Alles wat hij wil doen vereist instemming van zijn coalitiepartners en dus onderhandelingen. Dat maakt het formuleren van één allesomvattende visie nagenoeg onmogelijk. Hij is compleet ingesnoerd en daarmee in vrijwel alles het tegenovergestelde van het beeld dat in verkiezingscampagnes wordt geschetst.

Niet goed of het deugt niet
Stel dat Rutte lak had gehad aan de Haagse mores, een Bush juniortje had gedaan en een eenzijdige VVD-visie had geformuleerd. Dan was er nu  gedonder geweest met de PvdA en had het commentatoriaat hem politiek amateurisme verweten.

U was het misschien alweer vergeten, maar het is nog maar anderhalf jaar geleden dat Rutte leiding gaf aan een onvervalst rechts kabinet. Toen had hij aanzienlijk minder moeite met het poneren van visies op de samenleving. Dat kon toen ook: het rechts-conservatieve minderheidskabinet van VVD en CDA had immers veel meer gemeen. Femke Halsema wierp hem voor de voeten dat hij minister-president van álle Nederlanders zou moeten zijn, een verwijt dat toen veel weerklank vond onder het commentatoriaat.

En zie de commentaren nu. Over wispelturigheid gesproken.

De koude Haagse calculatie is dat als Rutte een eenzijdige visie had uitgesproken dat vooral ruzie in de coalitietent zou hebben veroorzaakt. Dat is politiek echt gevaarlijk – veel gevaarlijker in ieder geval dan twee weken lang mopperende columnisten in kranten en gehinnik aan de bar van Nieuwspoort.

Al wat een minister-president rest is schouders ophalen en in één adem worden genoemd met Ruud Lubbers, Wim Kok en Jan Peter Balkenende.