Categorieën
Analyses Voorpagina

Le Pays des Gilets Jaunes

Het oosten van de regio Lorraine is wat je één van de heartlands van de Gilets Jaunes zou kunnen noemen. Een recent onderzoek wees uit dat in dit gebied, in het noordoosten van Frankrijk, veel mensen een geel hesje aantrokken en of lokaal protesteerden, of afreisden naar Parijs om te demonstreren. Maar hoe ziet dat gebied er dan uit? Wat gebeurt er, wat voor sfeer hangt er, wat scheelt er?

Ik kom er al zo’n 20 jaar op familiebezoek: het dorp Moussey in de Vogezen, gelegen tegen een bergrug in het oosten die de armlastige Lorraine scheidt van de rijke Elzas. Ga je met de auto, dan rijd je bijvoorbeeld via Luxemburg naar het zuiden. Eerst door grensstad Thionville, dan de oude fortenstad Metz, dan Nancy. Nederlandse vakantiegangers rijden doorgaans door richting zuiden, ik sla altijd af naar het oosten.

Het is het soort gebied dat je overal in West-Europa tegenkomt: de tanende industriegebieden van weleer, de oude fundamenten onder het economische wereldwonder van de Europese wederopstanding van na de Tweede Wereldoorlog. Zuidoost-België, het Ruhr-gebied, noord-Frankrijk. Maar ook het noorden van Engeland, de Rustbelt in het noordoosten van de VS. Je kunt de verschillende gebieden in lagen over elkaar heen leggen en dan krijg je dezelfde foto.

Zodra je het relatief welvarende gebied rond Nancy verlaat, zie je de verandering. Het aantal bedrijven langs de weg droogt snel op. Al snel ben je alleen met de bomen. Je rijdt onder bruggen door die ernstig aan een opknapbeurt toe zijn. Met iedere brug neemt het aantal posters voor het Rassemblement National – het omgekatte Front National van Marine Le Pen – toe naarmate je verder komt. Naast de andere naam van Le Pen’s partij is de enige andere verandering dat je tegenwoordig hier en daar ook posters van La France Insoumise van Jean-Luc Mélenchon ziet: ‘Frankrijk Staat Op’, een soort Franse SP.

En ook – en dit is nieuw – steekt hier en daar in de Elzas een hernieuwd regionalisme op. Nieuwe posters van lang geleden doodverklaarde Elzasser afscheidingsbewegingen zijn plots weer te zien op bomen, transformatorkastjes, muren en schuurdeuren die klapperen in de wind.

Plus ça change, plus ça reste pareil
Het is niet alsof er niks gebeurd is in het gebied, de afgelopen jaren. Vroeger, tot een jaar of 10 geleden, reed je na Nancy direct de grauwe mistroostigheid in van lege, grijze ruïnes langs de weg. Onder de voormalige president Francois Hollande werd er veel anti-cyclisch geïnvesteerd in de regio’s, met name in de wegen.

Het was ook een werkgelegenheids-project om gevolgen van de Kredietcrisis (2008-2012) op te vangen. Maar ook in lokale en regionale industrie en werkgelegenheid werd geïnvesteerd. Gemeentes kregen geld om de lokale economie een zetje te geven en dat zie je.

Al decennia leegstaande bedrijfsgebouwen werden opgekalefaterd, klaar voor nieuw gebruik, of geheel vervangen door nieuwe gebouwen. Wegen die nauwelijks nog aan de definitie voldeden wegens ernstig achterstallig onderhoud werden gestript en opnieuw aangelegd, of er werden gewoon nieuwe wegen parallel aangelegd.

Na ongeveer anderhalf uur rijden vanaf Nancy richting St-Dié sla je af bij de afslag Étival-Clairfontaine. Ook hier verandering: het oude kruispunt, met diepe gaten waar je jarenlang omheen moest slalommen, is vervangen door een fonkelnieuwe rotonde. Daarna is het richting noordoosten, op een smal weggetje naar het stadje Moyenmoutier.

Je ziet direct aan de gebouwen dat je door een gebied van vergane glorie rijdt. De Lorraine stond bekend om de delving van kolen en ijzererts. Je ziet er de overblijfselen van grote, statige gebouwen uit de Belle Epoque-periode van 1870-1900, de economische hoogtijdagen van de regio. Ook hier is veel opgeknapt.

La gloire fanée
Een enorm voormalig klooster in Moyenmoutier stond jarenlang leeg. Van ver zag je de grote gaten in de muren, ingeslagen ruiten, hier en daar een boom die door een dak groeide. Het was niets meer dan een ruïne die het uit de kluiten gewassen dorp domineerde, als een symbool van de vergane glorie. De oude kloostertuinen waren een dumpplek voor industrieel afval geworden. De renovatie van het gebouw is nu, na dik 12 jaar, voltooid en het ziet er weer prachtig uit.

Ook reed ik jarenlang langs een andere ruïne, een gebouw waar vroeger stoomlocomotieven onderhouden werden. Er stonden nog drie muren overeind, de vierde muur was ooit ingestort, de delen van het ingestorte dak nog nauwelijks zichtbaar tussen de grote onkruidgewassen. Ook deze ruïne is aangepakt, opgeknapt en in oude staat hersteld.

Goed nieuws dus, zou je denken. Maar helaas. Het is optisch bedrog.

De gebouwen zien er dan misschien weer glorieus uit, ze staan over het algemeen wel leeg. Het oude klooster is prachtig gerenoveerd, maar de gemeente lijkt geen idee te hebben van wat het er nu mee aan moet. Er worden brocantes in gehouden, er oefenen ouderenkoren en marktjes waar je lokale jam en worstjes kunt kopen.

De gerenoveerde voormalige onderhoudsplaats voor locomotieven – nu getransformeerd tot een hip bedrijfsgebouw – heeft sinds de oplevering geen huurder gezien. Stille getuigen van die oude waarheid dat alleen een lik verf geen magische aantrekkingskracht heeft op bedrijvigheid.

De gemeente, die het bedrijfsgebouw in bezit heeft, probeerde eerst een groot bedrijf te lokken. Dat lukte niet. Daarna probeerde men het gebouw in te zetten als plek voor kleine ondernemers, waar je voor een paar uur een kantoortje kon huren. Dat werkte ook niet; zulke kleine ondernemers werken vooral in de dienstensector, en in een ruraal gebied heb je nu eenmaal een kleine concentratie van afnemers van diensten.

Want ga maar na: hoe vaak heeft de lokale slijterij een nieuw winkeldesign nodig? Waarom zou de lokale salon du thé over een jaar alweer opnieuw vormgegeven menukaarten willen? En het aantal restaurants dat wel een nieuwe lichtbak kan gebruiken neemt eerder af dan toe, aangezien de potentiële klandizie verkast naar de steden. Tegenwoordig functioneert de voormalige locomotiefgarage als een soort culturele locatie, waar af en toe een ambachtsmarktje wordt georganiseerd – geheel betaald door de gemeente. Oudere dorpsbewoners verkopen er zelfgemaakte honing, gedroogde worst of zelf gebrouwen bier aan hun buren.

Je rijdt dus eerst door Moyenmoutier, dan door Senones.

Al die tijd passeer je half vervallen, verweerde huizen die in sommige gevallen meer dan 10 jaar te koop staan. De kleurige verf – ooit dieprood, geel of lichtblauw – is al lang geleden afgebladderd en het pleisterwerk zwaar beschadigd, waardoor je de zware bakstenen kunt tellen.

De makelaarsborden – waarvan ik weet dat een aantal van de kantoren al lang ter ziele zijn – zijn nauwelijks nog leesbaar onder de vele lagen vuiligheid. Enkelen zijn voor de helft afgescheurd en klapperen in de wind. Af en toe zie je oude gevelborden van lang geleden gesloten restaurantjes en cafés. Ruimtes tussen de huizen in zijn dumpplaatsen geworden voor autowrakken en doorgeroeste bedrijfsbusjes.

Senones is kleiner dan Moyenmoutier en lijkt ouder. Het middelpunt van het dorp is de kerk, met een groot plein ervoor en anderhalve winkelstraat. Hier zijn het winkelbedrijfjes die de lokale middenstand vormen. De familieleden achter de balies – een delicatessenwinkeltje, twee kroegen, een tabac, twee bakkerijtjes, een salon du thé – worden elk jaar ouder. De kinderen helpen hun ouders of ooms en tantes misschien een paar jaar, maar daarna zijn ze weg – vertrokken naar Nancy, Metz, Straatsburg of Parijs, voor studie en werk. De kans dat ze terugkomen om de familiewinkel over te nemen is heel klein. Meerdere winkels zijn daarom in de loop der jaren gesloten.

France gris
De vergrijzing slaat fors toe in het gebied. Loop je door één van de weinige discountsupermarkten, dan is het grijze haren troef. Er zijn scholen in het gebied, vooral geconcentreerd in de wat grotere dorpen als Moyenmoutier en Senones. De kinderen worden uit omliggende dorpen opgehaald met bussen, maar die worden elk jaar leger en er rijden steeds minder vaak bussen.

Een in de buurt ooit zeer bekende delicatessenwinkel van een in de regio gewaardeerde familie is alweer een jaar of acht geleden gesloten. Het ging niet meer. Niet alleen omdat de kinderen een carrière elders verkozen, maar simpelweg ook omdat met de leegloop van het gebied de klandizie zienderogen achteruitging.

Twee jaar eerder had de familie al aangekondigd de winkel – de enige van zijn soort in het dorp – te gaan sluiten. De dorps- bewoners kwamen uit solidariteit in actie en zamelden geld in. Dankzij mond-op-mond reclame werden mensen in de regio aangemoedigd om de patés, rillettes, worsten en coquilles Saint Jacques in room- en kaassaus toch vooral bij de familie te kopen en niet in een supermarkt. Zo strompelde de familie nog twee jaar voort, maar uiteindelijk zakte de verkoop toch weer in – de Aldi verderop was goedkoper – en werd de winkel alsnog gesloten.

Sinds de dag van de sluiting en het vertrek uit de winkel is er niets veranderd. Het uithangbord van de winkel is er nog steeds, de letters nauwelijks leesbaar door vuiligheid. De eigenaar van de winkelruimte heeft de moed opgegeven. Enkele jaren werd steeds een nieuw te huur-bord opgehangen, maar dat wordt niet eens meer geprobeerd. De voormalige winkel staat aan de belangrijkste kruising in het dorp en zo word je iedere keer weer herinnerd aan de sluiting, de leegstand en de symboliek. Het zwarte gat van de leegstaande winkel, als een ontbrekende kies in een oud gebit, toont hoe lang het alweer lang geleden is dat hij open was en de enige verandering er een van permanente achteruitgang lijkt.

Het is overal
De kern van het probleem is zoals in de andere gebieden die ik hierboven noem, in Duitsland, in Engeland, in de Verenigde Staten, in delen van Nederlands Limburg. De gebieden hebben gemeen dat het ooit bloeiende gemeenschappen waren dankzij de toevallig lokaal aanwezige, in trek zijnde grondstoffen.

Een Limburger die als journalist zelf een studie had gemaakt van zijn geboortegrond vertelde mij hoe duizenden turfstekers uit de oude turfgebieden in oost-Nederland werden herplaatst naar Limburg toen kolen uit de mijnen de nieuwe economische belofte bleken. Je kunt het effect met het blote oog zien als je een half dagje door de zuidelijke provincie tuft, vertelde hij: kleine plaatsjes met in het hart twee of drie écht oude gebouwen, vaak verdacht veel op oude boerderijgebouwen lijkend, omgeven door honderden woningen, allen in vrijwel dezelfde stijl want destijds in korte tijd uit de grond gestampt.

En net zoals het voormalige Drentse turfgebied verlaten en verwaarloosd werd, zo verging het ook Limburg toen er een einde kwam aan de coal rush – en de Lorraine, de Amerikaanse Rustbelt, noordelijk Engeland.

Een andere gemene deler in die gebieden is dat de oude bedrijvigheid nauwelijks is vervangen door nieuwe. In Limburg is het destijds in ieder geval geprobeerd, met de oprichting van DSM en zoiets als Chemelot. Maar het blijkt niet voldoende.

Nog een gemene deler is dat je het probleem met investeringen in alleen infrastructuur en renovatie ook niet oplost. Want wat is het probleem? Niet gewoon banen creëren, maar goed betalende banen. Want de krimpgebieden mogen dan economisch minder bedrijvig zijn dan de urbane gebieden, zoals de Randstad, Parijs, Frankfurt of Londen, het is niet alsof de kosten van levensonderhoud er ook lager zijn. Het is niet voor niets dat in kleine stadjes en dorpjes in de oostelijke Lorraine discountsupermarkten de enige ketens zijn die er de afgelopen 10 jaar de deuren openden.

Bananen
Sociaalgeografen kunnen heel goed uitleggen wat een belangrijke oorzaak van de problemen van die regio’s is. Zij praten graag over bananen. Niet het fruit, maar de banaanvormige vormen waarmee zij op geografische kaarten metropole gebieden – steden – aan elkaar verbinden, als draaiende economische assen. Dat is een andere gemene deler van de krimpgebieden: de pech dat ze buiten deze banaanvormen vallen.

Een voorbeeld van zo’n banaan die van noord naar zuid loopt: de Nederlandse Randstad, die de bovenkant van een banaan vormt, met in het midden de as Antwerpen-Brussel, met daaronder Lille en dan Parijs als de onderkant van de banaan. Een ander banaanvoorbeeld, van west naar oost: de banaan die begint bij de haven van Rotterdam, via Noord-Brabant en Gelderland (Eindhoven, Arnhem-Nijmegen) en naar het Ruhrgebied loopt. De metropolen in de bananen drijven handel met elkaar en hebben één ding gemeen: de punten die de bananen met elkaar verbinden, de metropolen, hebben elkaar iets te bieden. Producten of diensten waarin handel wordt gedreven.

De gebieden die buiten deze bedrijvigheidsbananen vallen – zij die weinig te bieden hebben qua producten of diensten waar vraag naar is – hebben dus een probleem.

Terug naar de oostelijke Lorraine, waar het hier over gaat: het land van de Gilets Jaunes. Vroeger, toen er veel vraag was naar kolen, vormde het gebied samen met de noordelijke Elzas het middelpunt van een grote, dikke, vette banaan die zich uitstrekte van het Ruhrgebied in het noordoosten tot Parijs in het westen. De functie van kolen is weg – als er nog kolen verbrand worden in Frankrijk voor energie, dan worden ze geïmporteerd uit landen waar zij goedkoper zijn. Maar Frankrijk is vooral overgestapt op kernenergie.

Over twee weken vindt de tweede ronde van de Franse presidents-verkiezingen plaats tussen Emmanuel Macron en Marine Le Pen. Macron is ‘groot’ in de steden en het westen van het land, Le Pen doet het goed in de gebieden waar óf de economische bedrijvigheid ernstig afgenomen is en de sociaaleconomische situatie uitzichtloos – het noorden en noordoosten van Frankrijk – of juist de gebieden in het zuidoosten, waar best veel well to do Fransen wonen in de steden, maar in de periferie daarvan Fransen angstig zijn voor wat er allemaal gebeurt in de banlieues van die steden en hun kant uit komt. Velen van deze Fransen zijn boos dat zij hun buurt, hun omgeving achteruit zien gaan.

Wie de volgende president ook wordt, hem of haar wacht wederom een loodzware uitdaging: het leven letterlijk beter maken voor de mensen. Want hoezeer de Fransen in de periferie het elitaire Parijs ook mogen haten – de haat gaat er vele malen dieper, durf ik te stellen, dan in sommige gebieden hier in Nederland waar het over de Randstad gaat –, ze kijken paradoxaal genoeg wel weer allemaal naar ‘Parijs’ om de problemen op te lossen.

Macron ging in 2017 de campagne in met het voornemen om juist dát, de afhankelijkheid van Parijs, te doorbreken en de regio’s zelf meer ‘in hun kracht te zetten’, om eens een verweerde platitude van stal te halen. Dat is mislukt. Als hij straks de verkiezingen wint, is het zaak om te stoppen met alleen maar wegen en nieuwe TGV-treinsporen aan te leggen naar die achtergebleven regio’s, maar te zorgen voor nieuwe bananen tussen die regio’s en het buitenland. Want met nieuw asfalt alleen kom je er niet.