Categorieën
Analyses Meningen Voorpagina

HOE NODIG IS ‘LINKS-LIBERALISME’ IN DE POLITIEK?

Het is momenteel, en tot veler verrasing in de mode: het links-liberalisme. Onlangs waren er geluiden dat (wel of niet prominente) leden van de PvdA, D66 en de VVD weer eens in gesprek waren over de oprichting van een links-liberale partij, en her en der staan er mensen op die roepen dat zij zich ontheemd voelen, danwel niet meer gerepresenteerd door de huidige politieke partijen. Sommigen onder hen gaan verbanden aan en richten initiatieven op als www.linksliberaal.org. Maar ook zijn er (al een tijd bestaande) initiatieven als www.luxvoor.nl, een talk-shop die ook graag over en door de partijen heen wil gaan. Maar ja, ‘links-liberaal’, wat is dat nu precies, en hoe verhoudt het zich dan tot de bestaande partijen en stromingen? Is het wel zo nieuw danwel vernieuwend, en: moeten we er op wachten?

Een introducerende tekst op de website www.linksliberaal.org geeft een idee van wat de makers althans definiëren als zijnde ‘links-liberaal’. Gezien de oproep die door de makers gedaan wordt – sluit je bij hen aan als je je herkent in de punten – is het daarom niet onverstandig om die introductie als uitgangspunt te nemen en er wat op los te analyseren.

De eerste paragraaf begint met de suggestie dat er mensen zijn die wel geïnteresseerd zijn in politiek, maar dat zij niet meer weten welke partij of stroming hun ideeën vertegenwoordigt. De schrijvers vinden ‘de Nederlandse politiek’ te angstig en te hard geworden, in zichzelf gekeerd en populistisch. Ook wordt er volgens hen teveel geroepen en te weinig nagedacht, en zeggen politici wel de juiste dingen, maar hebben zij in ieder geval geen vertrouwen meer in wat die politici zeggen. In de volgende paragraaf stellen zij dat ze liever een optimistisch en zelfverzekerd geluid horen, dat het beter is om nieuwsgierig over de grenzen heen te kijken, en stelt men dat er te weinig aandacht is voor grote onderwerpen als het milieu, onderwijs, armoede in de wereld, mensenrechten, en sociale en economische vernieuwing.

Natuurlijk, het betreft hier een introducerende tekst dus om die nou al te hardvochtig af te serveren geeft geen pas, is bovendien onnodig en zelfs ietwat onfatsoenlijk, want het initiatief is lovenswaardig. Niettemin worden in de eerste twee paragrafen wel behoorlijk wat open deuren ingetrapt. Want hoewel er duidelijk veel mensen zijn die zich in de stellingen – verhuld in vragen – herkennen, betekent dit absoluut nog niet dat die mensen op zoek zijn naar het links-liberalisme, of dat zij niet alsnog veel van die stellingen juist vertegenwoordigd zien in de partijen die zij momenteel aanhangen. Nee, kort samengevat stellen die twee paragrafen iets anders vast: de politieke partijen, van links tot rechts, laten hun oren teveel hangen naar de regerende Zeitgeist. Die is immers eerder ‘conservatief’ dan ‘progressief’ te noemen, waarbij ik de stellingen van de schrijvers van de tekst als invulling van de definitie ‘progressief’ neem en al het tegenovergestelde als ‘conservatief’.

De schrijvers beschuldigen de politieke partijen in de Tweede Kamer kortom van niets minder dan een gebrek aan lef, en een lijdzaam volgen van wat focusgroepen, onderzoeken en peilingen hen vertellen. Ze hebben grotendeels gelijk, want zo werkt het helaas altijd. Onderzoeken wijzen ver vóór verkiezingen uit aan welke onderwerpen een meerderheid van de kiezers in voorgeselecteerde doelgroepen een groot belang hechten, en de speerpunten van de campagnes worden daarop afgestemd. Een voorbeeld van hoe een politieke partij tóch tegen dat mechanisme in wil gaan maar geen poot aan de grond krijgt, was de PvdA tijdens de laatste verkiezingen. Partijleider Wouter Bos probeerde keer op keer integratie en immigratie weer op de politieke agenda te zetten, maar grote concurrenten CDA en SP pakten het bewust niet op omdat zij met hun eigen speerpunten bezig waren, die volgens hen – en de onderzoeken – nu eenmaal belangrijker waren voor kiezers dan immigratie en integratie.  Hetzelfde gold min of meer voor GroenLinks, dat zoals altijd hamerde op het milieu – een onderwerp waaraan veel kiezers zeker belang hechten – maar ook weer geen poot aan de grond kreeg, blijkens ook de verkiezingsuitslag voor die partij. Kan hieruit nu een gebrek aan lef worden geconcludeerd? In het geval van die twee partijen vind ik in ieder geval van niet.

Maar gaat het links-liberalisme, volgens de invulling van de schrijvers van die tekst, dan werkelijk zo tegen de stroom in? Zijn al die zaken die zij aanstippen dan niet te vinden bij bestaande partijen? Jazeker wel, en daar zit hem nou juist het probleem. Politici van bijna alle partijen breken zich regelmatig, en vaak zelfs publiekelijk, het hoofd over dezelfde klachten. Alleen: dit doen zij in de regel buiten verkiezingstijd om, want tijdens campagnes mogen zij dit wel denken, maar vooral niet zeggen, want o wee als die geuite gedachten ingaan tegen de uitgestippelde campagne-scenario’s. Een voorbeeld: Frans Timmermans, prominent Kamerlid van de PvdA en nu staatssecretaris Europa, was en is een grote voorstander van het Europese Grondwettelijke Verdrag en voor méér samenwerking met en integratie in Europa (zoals veel links-liberalen ook zijn) maar hij hield die overtuiging tijdens de campagne onder tafel omdat peilingen nu eenmaal uitwezen dat veel kiezers niet op die overtuiging zitten te wachten. Eerder het tegenovergestelde.

Stel dat (even voor het gemak) de PvdA tijdens de campagne luidkeels haar pro-Verdrag-standpunt had geuit, lijnrecht in tegen wat een meerderheid van de Nederlandse kiezer wilde.  Dan hadden links-liberalen daar dus veel bewondering voor gehad, maar ja, dan had de PvdA wellicht ook heel wat zetels verloren. D66, ooit een progressief-liberale partij, herhaalde tijdens de campagne wél luidkeels hun pro-Verdrag-standpunt en zit nu met drie zetels in de Kamer.

Nu lijkt het alsof ik regelrecht afstorm op de conclusie dat, omdat de verkiezingsuitslag nu eenmaal niet uitviel in het voordeel van links-liberale strijdpunten, die links-liberale punten dan maar niet en publique door een politieke partij te berde moet worden gebracht. Dat is niet zo. Wél stel ik dat het links-liberale gedachtengoed wel degelijk zijn plaats heeft bij diverse politieke partijen, waaronder de PvdA, D66, de VVD, GroenLinks en zélfs bij het CDA. Het aardige is namelijk dat veel punten die de links-liberalen hoog hebben zitten gedeeld worden door wat ik dan maar ‘weldenkende mensen’ noem. Zo is een van de belangrijkste ideologische grondslagen voor een links-liberaal dat hard werken beloond mag worden, maar dat mensen die het tegenzit best een steuntje in de rug mogen krijgen. Daar is, vrees ik, zo’n beetje het hele politieke midden het wel over eens, al was het alleen maar omdat zoveel kiezers er precies zo over denken. (En vandaar natuurlijk dat zoveel partijen het ermee eens zijn.)

Ook ben ik het helemaal eens met links-liberalen die stellen dat het gebrek aan lef, de overmaat aan populisme, in zichzelf-gekeerdheid en te harde en angstige politiek aangepakt dienen te worden, geen misverstand. De realiteit dicteert echter spijkerhard dat als alle partijen behalve één zich zo opstellen omdat dat zetels oplevert, het een kwestie van wachten is voordat ook die ene partij er toch aan mee gaat doen. Een aardig voorbeeld daarvan vond ik in dat verband Thom de Graaf, die destijds als politiek leider van D66 opeens zei dat ‘veiligheid óók vrijheid’ is. Zo probeerde D66 toch aansluiting te vinden bij een electoraat dat Big Brother-achtige praktijken volgens peilingen prefereerde boven individuele vrijheden, indien die praktijken (het gevoel van) veiligheid zouden verbeteren.

Maar goed, we waren aan het analyseren. Op www.linksliberaal.org staat ook: ‘Geef je liever zelf vorm aan je eigen leven in plaats van dat de overheid, of een groep, een religieus leider of vakbondsvoorman dat voor je doet?’ Ook dit zou in eerste instantie beschouwd kunnen worden als wederom een open deur, want wie wil dat niet? Ieder mens met een beetje verstand, natuurlijk. Vraag het een rabiate SP-stemmer of een PVV’er en het antwoord is ononwonden ‘ja, natuurlijk!’. Maar het gekke is natuurlijk: de meeste Nederlanders vinden het wel best dat ze door de één of andere hotemetoot danwel organisatie vertegenwoordigd worden. Sterker, de meeste mensen denken er niet eens meer bij na, er wordt bijkans verwacht dat iemand hen op wat voor wijze dan ook vertegenwoordigt. En ik heb er helaas (nog) geen cijfers voor maar ik durf hier te beweren dat in de afgelopen 5 jaar het aantal belangenverenigingen en wat dies meer zij juist gegroeid is in plaats van afgenomen, juist door de terugtredende overheid die als grondslag had het meer overlaten van zaken aan burgers zelf.

Wederom zit ook de Zeitgeist tegen: juist partijen die door links-liberalen doorgaans afgeschilderd worden als ‘bemoederend’, zoals de SP, de CDA en de PvdA, zijn groots vertegenwoordigd in de Tweede Kamer, terwijl partijen met het individu hoog in het vaandel, zoals D66 en VVD, hun zetelaantallen juist zagen afnemen.

Dus hoe groot is dan werkelijk die groep mensen die zich ‘ontheemd’ voelt, en het liefst een nieuwe links-liberale beweging of zelfs partij ziet ontstaan? Ik denk niet groot. Ik denk eerder dat ook die mensen nu juist precies doen wat het links-liberale gedachtengoed zo voorstaat: zelf je eigen lot bepalen door vertegenwoordigers te kiezen die op dat moment, en in dat tijdsgewricht, en met de onderwerpen die dan spelen, de belangen van die mensen volgens hen het best verdedigen. ‘De’ politiek is een echte supermarkt geworden, waar kiezers eens in de vier jaar naar binnen hoppen om producten naar hun gading – het hongergevoel van dat moment – bij elkaar te kiezen. Die honger is alleen bij ieder individu anders; iemand die vier jaar geleden nog vegetarisch was en GroenLinks in het winkelmandje legde, was vorig jaar vleeseter en stemde VVD omdat de economie versterkt moest worden. En over vier jaar (of eerder) stemmen ze weer anders, al naar gelang hun eigen, individuele belangen op dat moment en het aanbod in de supermarkt.

Verder vraagt www.linksliberaal.org de bezoeker of hij/zij een politiek mist die mensen zélf serieus neemt in plaats van ze te behandelen als kuddedieren, en/of een partij mist die niet bang is voor grote veranderingen om ons heen – zoals globalisering, immigratie, Europese eenwording – maar die wel realistisch is en problemen durft aan te pakken. Afgezien van de vraag wie dan bepaalt wat ‘realistisch’ is op die terreinen – ik vermoed dat het de kiezer is – dient de term ‘realistisch’ ook toegepast te worden op die partij zélf, als die morgen bijvoorbeeld opgericht zou worden. ‘Realistisch’ is, vermoed ik, namelijk ook dat je eerst een fors aantal zetels moet hebben om problemen aan te pakken, en de realiteit is dat partijen (van welke signatuur dan ook) dan toch al snel weer de oren laten zakken naar peilingen, focusgroepen en onderzoeken, teneinde met een goot aantal zetels uit de bus te komen om problemen aan te pakken. Maar ja, het eind van het liedje is dan wel dat een partij die tijdens de verkiezingscampagne geen wóórd zei over bijvoorbeeld Europese eenwording en daarna, in de regering vanwege de grote zetelwinst, flink mee uitpakt, voortaan diep gewantrouwd zal worden door een grote groep kiezers.

Interessante kwestie: zou het dan zo zijn dat partijen eigenlijk B nastreven, maar in de verkiezingen A zeggen om zetels te scoren, om dan vervolgens – na de verkiezingen – B te doen, waarmee zij kiezers (die vanwege A op die partij stemden) direct weer wegjagen? Als alle partijen in het midden dat zo doen – en dat hebben ze gedaan de afgelopen jaren – dan is het niet zo gek dat het wantrouwen diep zit en velen de linker- of rechtervleugels in de politiek opzoeken omdat die standvastig A zeggen en ook A blijven zeggen. En dan is het dus ook niet raar dat je een zogenaamd ‘zwevend electoraat’ krijgt, met een ‘grote kloof’ tussen burger en politiek. De-ideologisering en dus pragmatische politiek als aanjager van het verschijnsel ‘zwevende kiezer’, met als ultiem resultaat een gevoel van ‘ontheemding’ onder een groep kiezers? Het zou zomaar kunnen.

Eén van mijn leraren economie op de middelbare school begon zijn eerste les van het jaar steevast met de opmerking: ‘De mens is in principe lui.’ Hij schreef dat zelfs op het schoolbord en liet dat daar het hele jaar staan. Hij zei het om heel andere redenen – de mens in de economie – maar de mens in de politiek heeft er ook een handje van. Ik ben er heilig van overtuigd dat de meeste Nederlanders links-liberalen zijn maar een puur links-liberale partij in Nederland niet nodig hebben omdat alle grote partijen in het midden – CDA, PvdA, VVD – in principe die links-liberale ideeën delen.

Die partijen zouden alleen wel eens hun ideologische bases mogen gaan afstoffen om al dat gezweef een halt toe te roepen. Maar partijen die vanwege hun gelikte campagnemachines winnen, krijg je niet zo gek, en daar zit hem het probleem. Die campagnemachines faalden voor PvdA en VVD, en dus gooit men er wat commissies tegenaan om te kijken hoe het nou toch kan dat zoveel zwevenden bij anderen gingen shoppen in de supermarkt. Gut ja, hoe zou dat nou toch komen…

2 reacties op “HOE NODIG IS ‘LINKS-LIBERALISME’ IN DE POLITIEK?”

Het liberalisme heeft het momenteel moeilijk in Nederland. In het FD vanochtend deze ingezonden brief:

Zonder vernieuwing wacht VVD lot D66

Weinig liberale partijen in Europa namen afgelopen decenia zo vaak deel aan de regering als de VVD. Inmiddels lijkt het tij gekeerd en als de VVD niet snel in actie komt kan dit getij wel eens meerdere regeerperiodes gaan duren. Als lid van deze partij maak ik mij daarom zorgen. Van de tweede regeringspartij is de VVD pardoes de tweede oppositiepartij geworden. Wie denkt dat deze klap de ideologische vernieuwingsslag binnen de partij op gang heeft gebracht, komt van een koude kermis thuis. Van de VVD komen tot nu toe vooral oude verhalen van voor de kamerverkiezing van vorig jaar. De VVD kan bij gelijkblijvende omstandigheden dan ook afgelijden naar obscure zetelaantallen. Neem bijvoorbeeld de marktwerking. Hoewel de eclatante winst van de SP en onderzoek van de Vrije Universiteit hebben aangetoond dat de burger inmiddels genuanceerder denkt over marktwerking, lijkt de VVD nog niet rijp voor bezinning op dit punt. Nu de grootste liberaliseringsoperaties voltooid zijn is de tijdgeest wel rijp voor een neiuw verhaal van de VVD. In plaats van vast te houden aan verouderde thema’s moet de VVD een herkenbaar alternatief formuleren voor het huidige anti-vrijzinnige kabinet. Opmerkelijk is de nog onbenutte zee van politieke ruimte voor een sociaal-liberaal geluid. Niet de vrijheid van de markt, maar juist de vrijheid van het individu is de politieke invalshoek waarmee thema’s als integratie, secularisatie, radicalisme, betutteling en zelfs belastingdruk en mobiliteit op onderscheidende wijze kunnen worden opgepakt. Het imiteren van de kwestieuze schieten-op-relschoppers-koers van Wilders, of het exclusief volgen van de fantasieloze anri-Balkenende-Bos-koers getuigd slechts van intellectuele armoede. Mark Rutte kan beter een voorbeeld nemen aan David Cameron, de leider van de Conservatieven in het Verenigd Koninkrijk. Direct bij zijn aantreden maakte hij duidelijk dat de partij een nieuwe koers ging varen.Sommige oude conservatieve vielen van hun stoel toen zij dit hoorden, maar dat is juist een goed teken bij vernieuwing in conservatieve kring. Dat roept de vraag op wat de nieuwe koers van de VVD wordt. Met oude wijn in neiuwe zakken of voorspelbare oppositiegeluiden wacht de VVD slechts het horrorscenario van D66.

Jeroen van Wijngaarden.

Vervang wat naamplaatjes en je bespeurt een algemene tendens; Iedereen blijft zitten waar hij zit en wacht af wat er gaat gebeuren, met als gevolg dat gelijkgestemden uit Groenlinks en de VVD door het systeem noodgedwongen lijnrecht tegenover elkaar staan. Dat zou toch beter moeten kunnen?

Van Wijngaarden’s klacht is duidelijk; het is dezelfde als bij de andere middenpartijen. Door het gezwalk raakt men de eigen referentiekaders kwijt, ook al doordat het steeds schuiven van links naar rechts en terug mensen van divers pluimage in de partij brengt. En voor je het weet is de partij dus verdeeld tussen ‘links’ en ‘rechts’ en diverse groeperingen, en kom je daar (zoals de VVD, zoals de PvdA) helaas pas keihard achter zodra je een verkiezing verliest en ’t volk begint te morren.

Echt gevaarlijk en lastig wordt het overigens als een partij-hotemetoot oproept tot ‘herijking’ van de partij-ideologie, en er in plaats van één homogene stem diverse koren opstaan die allemaal een verschillend lied beginnen te zingen.

En ook het CDA gaat er last van krijgen, zoals de voorzitter van het CDJA afgelopen week terecht voorspelt. Bij de eerste de beste grote verkiezingsnederlaag zit het CDA net zo diep in zak en as als de PvdA en de VVD nu.

En tussen al die bedrijven door raken de pragmatische denkers depressief en gaan nadenken over een nieuw alternatief. Veel succes.

Reacties zijn gesloten.